PROFESSOR SLAAT DUBBELFOUT



Soepel schudt professor van Teeffelen de fouten die hij in zijn eerste reactie maakte (verwarde NPLs met Defaults, en uitwinningskosten met LGD) van zich af. Hij praat er gewoon niet meer over en begint  opnieuw met het stapelen van aannames en schattingen om te bewijzen dat de realiteit (de magere resultaten op kredieten tot 500.000 euro) van de laatste 10 jaar niet bestaan heeft. Het vervelende is natuurlijk dat de realiteit, zoals de Amerikanen het bondig zeggen is what it is. Die achteraf wegredeneren kan niet.

Om zijn betoog kracht bij te zetten brengt hij nu extra wetenschappelijk geschut mee: hij gaat uitgebreid in op het aantal likesdat zijn blog heeft gekregen, en haalt er een interview bij dat ik maanden geleden met het FD had en niets met het onderwerp te maken heeft. Omdat hij er wrevelbij voelde.
Het zal nieuwe wetenschap zijn; in de tijd dat ik studeerde speelden likesof wrevelgeen rol, en was wetenschap vooral een kwestie van de wereld observeren en uit feiten en analyse algemeen geldige stellingen en verklaringen opbouwen.

Met dat laatste heeft de professor niet veel op: ook in de nieuwe stapel aannames neemt hij het niet zo nauw met de feiten. Het goede nieuws is dat hij mijn suggestie volgt om PD in plaats van NPL te bekijken. Maar verder rijgt hij weer misverstanden en fouten aan elkaar. Een paar voorbeelden:
-Hij stelt dat Nederlandse banken voor MKB-kredieten 0.8% meer rekenen dan banken in andere EU-landen, op basis van een grafiek van DNB. En vraagt zich vervolgens af waarom ik daar niet op reageer. Ik deed dat niet omdat het al bij een eerste blik op de grafiek helder wordt dat zijn conclusie niet getrokken kan worden. Die grafiek laat namelijk geen vergelijking van MKB-prijzen tussen landen zien: hij toont alleen het prijsverschil tussen kleine en grote leningen in Nederland tegenover datzelfde verschil (gemiddeld!) in de rest van de EU-landen. Omdat de grafiek geen absolute tarieven voor beide categoriëen per land laat zien kan er geen uitspraak over tarieven voor hetzelfde type lening in de verschillende landen uit afgeleid worden. Het verschil kan bijvoorbeeld evenzeer ontstaan doordat grotere kredieten in Nederland relatief lager geprijsd worden, (of in het buitenland hoger); en het zou ook nog kunnen dat zowel grote als kleine kredieten in Nederland lager geprijsd worden dan daarbuiten, wat niets te maken heeft met hoe groot het verschil tussen die twee binnen Nederland is.
-Hij haalt mijn collega Susan Poot aan die hij CRO Nederland noemt en gezegd zou hebben dat voor 30-40% van de MKB defaulted kredieten uitwinning nodig is”.
Welnu, Mevrouw Poot is nooit CRO Nederland geweest, ze is op dit moment binnen het team dat ik tot voor kort leidde CRO voor de retail business BUITEN Nederland. Het interview in FD ging over haar tijd als hoofd Global Credit Restructuring, een afdeling die niet de behandeling van de kleine binnenlandse kredieten doet waar we het hier over hebben.



Haar uitspraak ging daar dan ook niet over, de 30-40% die ze noemt is een percentage van alle IB klanten wereldwijd, niet alleen de defaulted klanten (MKB of anderszins). Die groep IB klanten is veel breder dan MKB, reikt veel verder dan Nederland en is veel groter dan alleen defaulted klanten. Immers, een belangrijke taak van bijzonder beheer is te proberen defaults te voorkomen. En zoals mevrouw Poot opmerkt lukt dat bij 60 tot 70% van die klanten ook. Maar die 30-40% van alle IB klanten waar het niet lukt is dus heel iets anders dan een LGD getal voor het Nederlandse MKB dat de professor er van probeert te maken.
-Dan gaat de professor in op de risicoweging voor het MKB-boek. Gelukkig merkt hij zelf op dat hij niet in de kredietportefeuille van ING kan kijken. Maar hoewel dat de enige manier zou zijn om de weging te beoordelen weerhoudt dat hem er niet van om die “fors” te vinden. Afgezien van een vage opmerking over lagere weging bij Rabo (heeft hij dan wel onderzocht hoe die portefeuille er uit ziet? En zijn er geen verschillen in kredietbeleid en risk appetite tussen banken?) substantieert hij die mening niet. Als mogelijke verklaring geeft hij nog wel dat ING gemiddeld grotere leningen geeft. Dat is een merkwaardige gedachte: grotere leningen gaan gemiddeld naar grotere bedrijven, en die hebben juist lagere risicowegingen omdat de historische verliescijfers (waar de professor weinig waarde aan hecht) helder aantonen dat de kans op default kleiner wordt naarmate bedrijven groter zijn.

Verder blijft hij maar beweren dat 2.9% risicokosten te hoogis omdat het op het ogenblik beter gaat. Dat is laatste is een leuk feitje, maar irrelevant. Het is ongeveer hetzelfde als een foto nemen van iemand die springt en met die foto willen bewijzen dat de zwaartekracht niet bestaat. Als we een complete cyclus van groei, recessie en herstel bekijken is die 2.9% het gemiddeld, feitelijk geleden jaarlijkse verlies. Dat is geen mening, dat is een feit. Natuurlijk zijn er in zon periode betere jaren, net zoals er slechtere jaren zijn. Datzelfde geldt ook voor de brutomarges, die in goede jaren vanwege toenemende risk appetite en concurrentie onder druk staan (een snelle blik op bv de Itraxx index laat zien dat spreads in de laatste paar jaar teruglopen van boven de 100 naar rond de 60 basispunten), en in slechte jaren vaak oplopen. Al die effecten zitten in dit langjarig gemiddelde, en de combinatie is er niet een die fraaie resultaten oplevert. Het laatste wat een bank moet doen is zich vol in meerjarige commitments storten, geprijsd op basis van een point in timegunstige PD van vandaag. Het geloof dat een rolling forecastkan vertellen wat de PD over drie jaar (de gemiddelde looptijd van onze kredietportefeuille) zal zijn (laat staan voor een vastgoed- of project financiering van een jaar of tien waar we er ook veel van hebben) zoals de professor suggereert is een snelle manier om een bank aan de rand van de afgrond te brengen.

Hoe het waanidee van verborgen marges is ontstaan is mij niet helder. Een bank heeft opbrengsten, trekt daar de operationele kosten vanaf, boekt kredietverliezen, en houdt dan een winst over. Daar valt weinig van te verbergen.

Dan nog even terug naar zijn opmerkingen over het FD interview. Al heeft dat niets met het MKB-onderwerp te maken, er staan in zijn reactie ook weer wat merkwaardige dingen.

Het altijd dankbare onderwerp van de Alt-A portefeuille komt uiteraard langs. Ik wil daar twee dingen over zeggen.
Het eerste is dat ING er nooit een geheim van heeft gemaakt dat we vinden dat we daar een ernstige misrekening hebben gemaakt in de zin dat we die portefeuille nooit zo groot hadden mogen laten worden, en dat we Nederland dankbaar zijn voor de steun bij het oplossen van dat probleem. Beide aspecten vindt iedereen die het bewuste interview (en vele andere met collegas van mij) leest ook duidelijk terug. Dat ikzelf of iemand anders bij ING dat altijd vergeetis dus aantoonbaar onzin.
Het tweede is dat het cynisch belerende toontje van de professor: Dus eerst hoogwaardig papier aanschaffen en dan foute "leningen" in de boeken vinden. Vreemd, nietwaar? niet meer is dan schijnbare wijsheid achteraf. Schijnbaar, want als de professor niet wederom losjes over de feiten was heen gewandeld had hij zich gerealiseerd dat de totale verliezen op dat boek over een periode van 6 jaar rond de 5% lagen: aanzienlijk minder dan de verliezen in diezelfde periode op het MKB-boek waar hij zich zo enthousiast voor in de strijd werpt. Het verschil tussen die twee zat hem niet in foute leningenin het Alt-A boek, maar in het feit dat Alt-As verhandelbaar papier waren, dat wij op basis van marktprijzen dagelijks herwaardeerden. Toen de markt in paniek raakte werden de potentiele verliezen zwaar overschat en daalden de prijzen met 40%, wat de vermogenspositie van ING aantastte. Daarnaast steeg ook de risicoweging scherp, wat de kapitaalseis verzwaarde. Dat wij ons niet aan dat risico hadden moeten blootstellen is helder; dat de onderliggende kredietkwaliteit slechter was dan de gemiddelde MKB lening is niettemin een onjuiste conclusie. De echte wijsheid achteraf is nu juist dat de leningen beter bleken te zijn dan zowel de markt als de door de regelgevers opgelegde risicoweging inschatten.

Dan de crisis, en hoe ernstig die was. Mijn enige punt was een simpele observatie van de impact op het Nederlandse BNP verloop door deze cyclus heen. Kijkend naar de lange termijnontwikkeling van het BNP (vanaf 1945 tot 2016) zien we de de groei tussen 2001 en 2008 scherp boven  de trendlijn uitstijgen. Na de crisis daalt hij onder de trendlijn, en op dit moment zitten we weer ongeveer op die trend. Meten we voor de periode tussen 2001 en nu het oppervlak tussen de lijn van feitelijke BNP ontwikkeling en de lange termijn trendlijn, dan blijken de afwijkingen (eerst naar boven, dan naar beneden) ongeveer even groot. De notie dat er, zoals vaak gezegd wordt heel veel groei voor altijd verloren is gegaanis dus gewoon onjuist. De professor maakt een wonderlijke vergelijking door te stellen dat het nationaal inkomen nu nog steeds niet terug is op het niveau van 2007. En noemt geen cijfers. Ten eerste is het natuurlijk dwaas om de bovengemiddelde groei van 2001-2008, die mede oorzaak van de recessie erna was, te negeren en naar de piek aan het eind te kijken alsof die het nieuwe normaalis. Dat het grote publiek dat doet is nog tot daar aan toe. Maar in een wetenschappelijke bijdrage aan het debat past dat natuurlijk niet, en als macro-econoom bekroop mij op mijn beurt hier enige wrevel. Dus maar wat ouderwetse wetenschap bedrijven: de stelling toetsen door gewoon even naar de feiten te kijken. En wat blijkt: zelfs als we hem volgen in zijn obsessie met de piek leiden die feiten niet tot zijn conclusie. Een klein detail is dat niet 2007, maar 2008 de piek was van de vorige groeifase. Maar in elk geval: het BNP was toen 672 Bln. In 2016 was dat 699 bln. Die getallen vertellen ons iets heel anders dan de professor: we zijn 2008 inmiddels voorbij.
Overigens is het natuurlijk waar dat een scherpe economische teruggang voor buitengewoon negatieve effecten voor veel mensen en bedrijven zorgt, en is alleen al daarom zon crisis ongewenst en zeker niet te bagatelliseren. En ook dat is in het bewuste interview duidelijk gezegd.

Serveer ik het MKB af? Geenszins. Mijn presentatie stelde juist dat banken veel aan de magere rentabiliteit kunnen (en moeten) doen door hun kosten via digitalisering omlaag te brengen. Maar ook dat de notie van krediet dat te duuris niet klopt, gezien de risicokosten.

De professor daarentegen verliest zijn servicebeurt met een dubbele fout, lijkt mij de conclusie.
Eerst verwart hij NPL met Default inflow, en LGD met uitwinningskosten. Dan verwart hij prijsverschillen tussen verschillende leningen in 1 land met prijsverschillen tussen dezelfde leningen in verschillende landen, verwart hij het % van alle IB klanten wereldwijd dat niet gered kan worden met de LGD die bij het Nederlandse defaulted MKB boek hoort, en komt hij zonder enige onderbouwing met vage meningen over de ING risicoweging van MKB kredieten. Op die foutieve aannames gebaseerde rentabiliteitsgetallen hebben niets met de realiteit te maken. Net zo min als zijn dramatische uitspraak over het nationaal inkomen, die gewoon feitelijk onjuist is.

Populaire posts van deze blog

Reactie Wilfred Nagel op prof. Lex van Teeffelen

Bank capital is funding, but can't always be lent