Reactie Wilfred Nagel op prof. Lex van Teeffelen
In zijn artikel van 12 september
reageert Prof. Van Teeffelen op de opmerkingen die ik maakte over de
rentabiliteit van MKB kredietverlening. Hij stelt dat de kredietverliezen lager
zijn dan gepresenteerd, en maakt daarnaast wat opmerkingen over de vergelijking
met andere landen.
1. Mbt LvT's
berekening van kredietverliezen moeten we
allereerst opmerken dat de
kredietverliezen die een bank neemt een realiteit zijn die niet verandert
doordat iemand een theoretische berekening presenteert van wat het getal volgens
hem “zou moeten zijn”. En kijkend naar die berekening wordt ook snel helder
waarom de realiteit anders is. De berekening is gestoeld op een aantal aannames
met als basis een momentopname van de NPL's in Nederland (Q1, 2016). Daar
zijn drie problemen mee. Ten eerste kan een bank zijn kredietverlening
natuurlijk niet alleen in de goede jaren doen (waar 2016 er een van is). Daarom
zijn de cijfers die ik noemde gebaseerd op een periode van tien jaar. Ten tweede hanteert het DNB rapport dat hij gebruikt
kennelijk een heel andere definitie hanteert van MKB (kennelijk rekent het daar veel
grotere bedrijven bij) dan ING: de
5.6% NPL die het noemt ligt ver onder de ruim 10%
die ING op dat moment in de boeken had, en het bijzonder kleine verschil met de
5.4% voor Corporates (dat getal lag bij ING juist veel lager) wijst ook in die richting. Ten derde zijn NPL's
simpelweg de "voorraad" aan slechte leningen. De risicokosten worden
echter niet veroorzaakt door de voorraad, maar door de nieuwe inflow van
defaults. Afhankelijk van hoe lang de leningen op de boeken blijven hebben (en
of de volumes netto na voorzieningen, na aftrek van onderpandswaarde of bruto gerapporteerd worden, zie de verschillende gebruiken in zuid-europa) kunnen heel verschillende verliezen ontstaan bij hetzelfde gerapporteerde volume
aan NPL's.
2. Kijkend naar de realiteit is in het deel van de ING portefeuille waar het in de presentatie om ging (ik gebruikte
een voorbeeld van een krediet van 250.000 euro als gemiddelde van kredieten tot 0.5 mln)
over de periode 2006-2016 het jaarlijkse default percentage ongeveer 5.6%. En uit die defaults vloeit gemiddeld een verlies van 52% voort. In dat laatste getal (dat LGD of "loss Given
Default" heet) zitten alle onderdelen die LvT apart probeert te schatten, zoals het % dat alsnog goed komt en dus niet uitgewonnen hoeft te
worden, de betalingen die de bank van de klant of uit de boedel nog krijgt (al
dan niet uit onderpand), de uitwinningkosten etc. Dus komt het gemiddelde nettoverlies dan op de 2.9% die ik
noemde. Dit is geen schatting op basis van een momentopname, maar simpelweg de
feitelijke historie over 10 jaar van een echte portefeuille.
Hoe makkelijk
de maker van een theoretische berekening zijn eigen feiten aanpast aan de
gewenste uitkomst blijkt ook uit de volgende opmerking van LvT:
”De waarde van het onderpand is doorgaans gelijk aan het
restant hoofdsom, als er netjes wordt gebankierd”. Welnu, dat is in de realiteit echt anders:
onroerend goed prijzen kunnen fors fluctueren, en ondanks “netjes bankieren” kan
op een krediet met vastgoed als onderpand de hoofdsom echt niet altijd uit de
opbrengst van een pand worden betaald. Daarbij komt dat netjes bankieren ook
een kwestie is van naar de ondernemer, de plannen en de cashflow kijken. In
veel gevallen gaat dat goed, ook al is het krediet niet volledig door onderpand
gedekt. En soms gaat het niet goed. Maar als we die kans helemaal willen
uitsluiten doen we geen enkel krediet meer. En dat kan toch ook niet onder LvT’s
definitie van netjes bankieren vallen.
De referte van LvT naar
boeterente/oversluitkosten is vreemd: boeterente is simpelweg een berekening
van het verlies dat de bank leidt als een vastrentende funding moet worden
afgelost omdat de klant vervroegd aflost bij een gedaalde rentestand. Oversluitkosten
zijn gerelateerd aan extra operationele kosten die we maken als de klant zijn
krediet niet volgens het oorspronkelijke plan gebruikt en wijzigingen nodig
heeft. Die simpelweg bij de opbrengsten optellen zonder de corresponderende
kosten mee te nemen werkt natuurlijk niet.
3. De gemiddelde risicoweging voor
deze kredieten is 100%, wat bij ING betekent dat we voor deze portefeuille 14%
kapitaal aanhouden. De rendementseis van onze beleggers, kijkend naar de
huidige koers, ligt rond de 11%. Dus een nettomarge van ca 154bp zou nodig zijn om dat te halen. Het zal duidelijk zijn
dat dat met de historische marges, kosten en kredietverliezen
niet gebeurt. De kern van mijn betoog was dat de banken een deel van dat
probleem moeten kunnen oplossen door hun operationele kosten te verlagen, maar dat de vaak gehoorde opvatting dat
kredietverlening in nederland "te duur" zou zijn zeker niet juist is.
4. De vergelijking met andere landen
die LvT aandraagt is volstrekt
incompleet, omdat hij ten eerste (wederom) naar NPL kijkt in plaats van Defaults. Dat is altijd onjuist, maar in deze
vergelijking al helemaal: In veel landen hebben banken NPLs veel langer in de
boeken dan in Nederland, hetzij omdat fiscale aftrekbaarheid van verliezen
alleen geldt voor juridisch compleet afgewikkelde kredieten (en dat duurt vaak
vele jaren), hetzij omdat de economische afwikkeling/uitwinning van zekerheden
enorm lang duurt en banken in dat proces minder sterk staan als ze de vordering
op de balans al afgeschreven hebben. Dus is bij eenzelfde instroom aan defaults
de voorraad aan NPL’s veel hoger.
Ten tweede kijkt hij alleen naar
uitwinningskosten, maar niet naar de bovengenoemde LGD, die vele malen groter
en dus belangrijker is. En waar in Nederland een behoorlijk deel van de MKB
kredietverlening op basis van casflow en minder op
onderpand is gebeurd, wordt in veel andere landen vrijwel uitsluitend op
onderpand gefinancierd, wat bij verhoudingsgewijs hoge defaults tot relatief
lagere verliezen leidt. Ten derde
kijkt hij gemakshalve naar andere EURO landen, terwijl mijn constatering zich
juist richtte op de betere marges in niet-eurolanden.
Voor zover die landen meer risico meebrengen zit dat in onze kapitaalseisen
verwerkt. Van een "verborgen marge" is dus geen sprake: die risico
opslag is nodig voor het additionele kapitaal dat deze kredieten kosten. Desondanks blijft het een feit dat in beide landen die ik als
voorbeeld gebruikte de ROE op MKB aanzienlijk beter is dan in Nederland.
5. LvT maakt nog een paar gratuite
opmerkingen over het verplaatsen van banken. Ik laat die voor wat ze zijn. Waar het hier om gaat is de verantwoordelijkheid van elke
bestuurder om alle stakeholders (dus ook aandeelhouders) fair te behandelen.
Daar hoort bij dat we kritisch kijken naar alle portefeuilles, en maatregelen
nemen als er problemen met de rentabiliteit zijn. Dat geldt net zo goed voor
onze nederlandse- als de buitenlandse activiteiten. Dat is gewoon goed koopmanschap,
een hollands talent, en zeker niet in
strijd met het gebruik van de kleur oranje.
Wilfred